Greenkeepers op de golfbaan
Wat doen de greenkeepers zoal om uw golfbaan in conditie te houden?
Maaien, zaaien, bunkers harken, snoeien, greens bezanden, verticuteren, beluchten en regelmatig doorzaaien. Ook worden de holes 2 of 3 keer in de week gestoken. Enerzijds om de green te beschermen maar ook om variatie aan te brengen aan de holes die u speelt.
Maaien en zaaien van de golfbaan
Met name in de zomer is er elke dag een greenkeeper een halve dag bezig met het maaien van alle greens. De fairways worden meestal twee keer per week gemaaid en de tees vaak drie keer. De voorgreens om de dag. De rough wordt een keer in de twee weken gemaaid afhankelijk van of het echte rough moet zijn of semi rough is.
Doordat het gras beschadigd wordt zal er altijd op gezette tijden gezaaid moeten worden, zowel op de greens als op de tees en de fairways. Naast dit extra zaaien wordt er ook bemest op dezelfde plaatsen. U mag ervan uitgaan dat dit in Nederland gebeurd met alleen maar organische meststoffen. Deze procedures zijn zeer streng gereguleerd.
Bunkers harken, holes steken en beluchten
Een of twee maal per week, maar zeker voor wedstrijden, worden alle bunkers in de baan machinaal geharkt. Ook de randjes van de bunkers worden door het jaar heen bijgehouden. , Hoewel er een trend ontstaat onder golfbaanarchitecten om de bunkers een meer ‘natuurlijk’ karakter te geven. De randen van de bunkers krijgen hierdoor een ruwere vorm en vereist dan minder onderhoud.
Daarnaast worden de greens elke dag gemaaid op circa 5 millimeter of minder en de holes 2 of 3 keer per week gestoken. 6 holes op een moeilijke positie, 6 op een makkelijker positie en 6 gemiddeld. Daarnaast moeten de greens regelmatig ‘bezandt’ en ‘gedressed’ worden. Dit om de toplaag van de green te beschermen. Tevens moeten de greens regelmatig belucht worden. Dit gebeurd door te verticuteren met kleine of grotere messen of door gaatjes in de green te prikken teneinde de ondergrond weer wat beter te maken. Alles met het oog op meer en langer speelgemak.
Als u dus een keer op greens speelt waar zand op ligt, ga er dan vanuit dat dit is gedaan om op de langere termijn betere greens te krijgen en neem het kortstondige ongemak even voor lief. In de winterperiode bestaat het werk van een greenkeeper voornamelijk uit snoeien, repareren van bijvoorbeeld de tee’s en het prepareren van de baan voor het nieuwe seizoen.
Waterhuishouding op de golfbaan
Tot slot de waterhuishouding. Gras heeft water nodig. Veel of weinig. Enerzijds ligt er onder de meeste banen een drainage systeem om overtollig water snel weg te laten lopen. Daarnaast heeft elke baan, zeker rondom de greens en de tee’s, een beregeningsinstallatie. De beregening van de baan vind ’s nachts plaats. Geclusterd worden de holes en de greens gesproeid. De greens 2 maal per nacht bijvoorbeeld 4 minuten en de tee’s een keer per nacht. Ook de fairways worden beregend. Mensen die in de zomer maanden laat nog spelen komen dit wel eens tegen, sta je net boven een putt op de green en springt de sproeier ineens aan. Er moet geclusterd beregend worden omdat de installatie het anders niet aan kan, met name qua druk. En dus ’s nachts zodat de leden en gasten er dan geen last van hebben.
Waar Greenkeepers op moeten letten:
Het is belangrijk dat de Afslagplaatsen op de 18 verschillende holes op een evenwichtige wijze worden verdeeld over de Afslagen. (NB: Er bestaat geen enkele samenhang tussen het plaatsen van de teemerken op de tee en de plaats van de vlag op de green).
Onderstaand figuur toont een Afslag met het Meetpunt in het midden. De Afslag is in zes denkbeeldige vakken van gelijke grootte verdeeld.
De NGF beveelt de volgende methode aan om de Afslagplaatsen op een evenwichtige manier te verplaatsen:
a. Normale condities
Plaats de teemerken van de Afslagplaatsen op de oneven holes op de voorste helft in vak A (of B, of C) en plaats de teemerken op de even holes op de achterste helft in het vak met dezelfde letter.
Voorbeeld:
Als de teemerken op de eerste hole in vak A op de voorste helft staan, plaats dan de Afslagplaats op de tweede hole in vak A op de achterste helft. Zodra de teemerken verzet moeten worden, plaats deze dan op de oneven holes op de achterste helft in vak A (of B, of C) en plaats ze op de even holes op de voorste helft in het vak met dezelfde letter.
Met andere woorden wissel de helften met elkaar af en rouleer over de verschillende vakken. De plaatsing van tee-merkers behoort evenwichtig te zijn, waardoor de effectieve speellengte van de baan elke dag ongeveer gelijk is. Aanpassingen mogen worden gedaan in verband met weer en gras gesteldheid.
b. Abnormale condities
Gebruik de achterste vakken voor een snelle (droge) baan en de voorste vakken voor een langzame (natte) baan.
Voorbeeld:
Gebruik bij een zeer droge baan de vakken A op de voorste helft en de vakken C op de achterste helft van de Afslag. Gebruik bij een zeer natte langzame baan de vakken C op de voorste helft en de vakken A op de achterste helft van de Afslag.
Onder extreme omstandigheden, behoren de teemerken te worden geplaats in de achterste of voorste vakken op alle tees, afhankelijk van wat nodig is om normale speellengte na te bootsen.
Golfmeester
Willem de Haes is PGA golfprofessional
en streeft ernaar om jouw golfspel leuker te maken en vragen op een duidelijke manier te beantwoorden.