Verschil tussen chip-, pitch- en lobslag bij golfen
De verschillen: Een chip is een lage bal die (veel) rolt. Een pitch is een hogere slag die ook (wat) door rolt en een lob (flop) is een hoge bal die zo weinig mogelijk rolt.
De ‘verschillen’ in de techniek.
De chipslag
De chipslag is een korte beweging vanuit de schouders, zonder polsknik. Afhankelijk van de te overbruggen afstand en de keuze van de golfclub waar we mee slaan, draaien we om één as met de schouders waarbij de golfswing even ver naar achter gaat als naar voren: de penduleslag. We blijven dus altijd ‘door de bal heen’ draaien, maar hebben relatief weinig gewichtsverplaatsing. In de beginhouding staan we een beetje op het voorste been (maximaal 60-40 %) en de spanning zit in de bovenbenen zodat de schouders kunnen ontspannen. Op basis van oefenen gaan we een gevoel ontwikkelen hoe lang de golfswing zal moeten zijn.
De pitchslag
De pitchslag is een slag voor een grotere afstand waar we zeker in de backswing een polsknik nodig hebben om voldoende snelheid te kunnen ontwikkelen. Het is bij deze slag dus niet belangrijk dat de bal hoogte bereikt maar wel dat we de bal snelheid meegeven. We draaien hier om twee assen en halen dus de snelheid meer uit de gewichtsverplaatsing (instructievideo golfswing over 2-assen). Draai vanuit de schouders naar achteren, knik de linkerpols een beetje en versnel ‘door de bal heen’: durf de bal te slaan! De meest gemaakte fout is een ingehouden golfslag met als gevolg dat u de bal te hoog zult raken of in de grond zult slaan. Het juiste moment van versnellen is een kwestie van gevoel en ook van vertrouwen. Hoe beter u de bal raakt, hoe eerder de bal stil zal liggen. U denkt de bal te hard te slaan maar door de spin ligt hij dus eerder stil.
De lobslag
De lobslag is een slag voor een kortere afstand waarbij de bal relatief veel hoogte nodig heeft maar niet teveel mag (door)rollen. Het bekendste voorbeeld is de bal die over een bunker heen moet, naar een vlag die voor op de green staat. De meest ideale golfclub voor deze slag is vanzelfsprekend de ‘lob wedge’: de loft (60˚). Neem uw vertrouwde stand in en maak voor uw gevoel een redelijk grote ‘natuurlijke’ golfswing. Het is hierbij belangrijk dat u door de bal heen slaat. Het gevaar bij een lob wedge schuilt erin dat u de bal te kort slaat. Voldoende oefenen dus voor het vertrouwen!
Ook hier geldt weer: draai vanuit de schouders naar het rechterbeen, knik de pols voor voldoende snelheid (en dus hoogte) en draai vanuit de heupen voldoende door naar het doel toe en zorg ervoor dat de polsen naar voren toe doorknikken tot de eindstand. Of u bij deze slag uw slagvlak open zet is een kwestie van persoonlijke voorkeur. Voordat u dit op de golfbaan gaat doen is het verstandig dit eerst een aantal keer te oefenen op de oefenfaciliteiten van uw golfbaan.
Wanneer gebruiken we welke slag?
Chipslag
We gebruiken een chipslag gebruiken als we ‘veel green hebben om mee te werken’. Als de vlag dus achter op de green staat en de golfbal ligt, zonder tussenliggende moeilijkheden, niet te ver van de green af.
Pitchslag
We gebruiken een pitchslag als de afstand (wat) groter wordt of als we een hindernis hebben tussen de bal en de vlag en de vlag staat meer achter op de green. We hebben een redelijke vlucht nodig maar de bal kan ook nog verder rollen op de green.
Lobslag
Als er een hindernis tussen de bal en de vlag ligt en de vlag staat voor op de green dan gebruiken we een lobslag. We hebben veel vlucht nodig maar niet de ruimte om de bal te laten rollen.
Golfmeester
Willem de Haes is PGA golfprofessional
en streeft ernaar om jouw golfspel leuker te maken en vragen op een duidelijke manier te beantwoorden.