Golfen op een bosbaan

Het spelen op bosbanen is anders dan het golfen op een kustbaan of een open polderbaan. De speler dient rekening te houden met andere factoren. Er zijn een aantal algemene dingen om rekening mee te houden, maar er zijn ook zeker dingen die u kunt oefenen.

Wat u kunt oefenen...

Vanaf de tee

Bosbanen spelen vaak smaller. Het lijkt meestal alsof u minder ruimte heeft. Als u op een open baan in de rough ligt, heeft u meer mogelijkheden om vooruit te spelen dan op een bosbaan. Simpelweg omdat daar meestal bomen in de weg staan. Het is dus belangrijker dat u een rechte(re) drive slaat.

Eén van de mogelijkheden om dit beter te controleren, is door niet altijd de driver uit de tas te halen maar ook eens een houten 3, een hybride of (als de afstand het toelaat) zelfs een ijzer te gebruiken. Liever wat minder ver op de fairway dan met risico’s in de rough tussen de bomen. Ook om eventuele hindernissen te ontwijken kan het soms verstandig zijn een kortere stok te gebruiken. Alleen op de holes waar u kunt scoren is het zinvol met een driver af te slaan omdat u daar een par zou kunnen maken.

Tussen de bomen uit slaan

Als de bal toch een keer tussen de bomen ligt dan zult u zelf een richting moeten kiezen die de beste of de veiligste oplossing biedt. Tussen 2 of 3 bomen door naar voren spelen is vanzelfsprekend altijd riskanter dan opzij naar de fairway. Hier geldt dus weer, ‘nauwkeurigheid gaat voor afstand’. Als u tussen de loofbomen ligt zult u 9 van de 10 keer een lage bal moeten slaan (onder de takken of bladeren door). U slaat dan dus met een lage ijzer, een hybride of met een kleinere swing. Want minder snelheid geeft tenslotte ook minder hoogte.

Een tweede optie is het slaan van een slice of een hook. Het is wel zinvol om deze slagen van te voren geoefend te hebben. Een derde mogelijkheid is om de bal, als hij tegen de verkeerde kant van een boom aanligt, backhand of achterwaarts te spelen. Let wel op, want met name de laatste twee opties zijn er alleen maar om uit de problemen te komen en niet om ver te slaan.

Backhand

Naar achteren slaan

Losse ondergrond

Tijdens het spelen op een bosbaan komt het regelmatig voor dat uw bal op zanderig terrein of tussen de blaadjes en dennennaalden ligt. In deze situaties kan de ondergrond wat rul zijn en leiden tot lastige slagen. Bij blaadjes en dennennaalden dient u voorzichtig te zijn met adresseren of kunt u juist beter helemaal niet adresseren. En bij rul zand zal het raakmoment in de swing lastiger te controleren zijn.

U kunt in deze situaties vaak beter een kleinere swing maken waarbij u ervoor moet waken dat u niet te ver wilt slaan. Een veel voorkomende fout is dat mensen een korte swing maken maar toch ver willen slaan. Het gevolg daarvan is dat de handen mee gaan doen in de beweging en dat de stok voor de bal in de grond verdwijnt, alle snelheid uit de swing is en er dan vaak een nog vervelender situatie ontstaat.

De bal ligt vaak ‘los’ en het is dus van belang verstandig met deze situatie om te gaan. Rustig de situatie bekijken, kies de juiste stok, maak een rustige swing vanuit de schouders en draai vooral door de bal heen vanuit de heupen met de armen en de stok, blijvend in één positie. Richt u bij deze slagen op een doel dat dichterbij ligt.

De greens

De greens op bosbanen zijn vaak zachter dan die op een kustbaan of een open polderbaan. Dat betekent dat de bal die u naar de green toe slaat anders rolt wanneer hij neerkomt. Afhankelijk van de hoogte van het gras zal de bal eerder of wat minder snel ‘stoppen’. In de zomer kunnen de greens droger zijn waardoor de bal juist meer doorrolt. Ook bij het putten is het van belang om eerst even op de putting green te gaan staan, zodat u kunt wennen aan de snelheid.

Veel plezier met het spelen op mooie bosbanen!